Fair pay in de kunstsector:

Fair pay in de kunstsector:

HET DUIVELS DILEMMA TUSSEN MEER LOON EN MINDER UITVOERING

De Fair Practice Code is het resultaat van een aantal rondetafelgesprekken en overlegrondes die de kunstensector een kleine tien jaar geleden zelf organiseerde, met de bedoeling tot een gedragscode en een rechtvaardige verdeling van geld en middelen te komen. Een billijke betaling van kunstenaars en andere creatieve professionals – Fair Pay – is een belangrijk onderdeel van deze code. Sindsdien is er op dat vlak het nodige ten positieve veranderd, maar binnen de kunstensector blijft de financiële situatie desondanks precair. Er moeten nog altijd moeilijke keuzes worden gemaakt en dat zou verleden horen te zijn.

Tekst: Jeroen Kuypers

Buiten de culturele sector mag de ex-politicus in de vergetelheid zijn geraakt, daarbinnen wordt zijn naam nog altijd geassocieerd met de grootschalige en zelfs beruchte bezuinigingsoperatie van 2011: Halbe Zijlstra. De VVD-staatssecretaris ging niet met de gebruikelijke kaasschaafmethode tewerk maar met de spreekwoordelijke botte bijl. De subsidies verminderden drastisch, naar schatting tienduizend banen gingen verloren. Pas jaren later drong in politiek Den Haag en in het bedrijfsleven het besef door dat de culturele sector een veel groter economisch en maatschappelijk gewicht heeft dan enkel de directe kunstbeleving.

Kunst is van belang voor het vestigingsklimaat van bedrijven, voor het toerisme, voor de talentontplooiing van kinderen en zelfs voor het welbevinden van werknemers en burgers. Een land zonder kunst is als een woestijn zonder oases. De kunstensector krabbelde na de bezuinigingsklap van 2011 weer langzaam overeind maar onder meer de salarissen bleven achter bij de evolutie in andere sectoren, en vaak zelfs zó sterk dat het professionalisme van de kunstenaars erdoor bemoeilijk werd en nog altijd wordt.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Een debat over waarden

“De vele kunstenaars, architecten en andere creatievelingen die zich zorgen maakten over de impact van structureel lage salarissen en honoraria kregen in 2015 een belangrijke steun in de rug,” zegt Pien van Gemert, programmaleider bij Kunsten ’92.

“Toen verscheen een rapport van de Sociaal Economische Raad waarin werd gewaarschuwd voor uitholling van de sector als gevolg hiervan. Er is een arbeidsmarktagenda opgesteld met 21 punten en na tal van gesprekken en beraadslagingen is daar onder andere de Fair Practice Code uitgekomen. De code gaat niet alleen over fair pay maar ook over fair share (eerlijke verdeling), fair chain en over kernwaarden als transparantie, solidariteit, diversiteit, duurzaamheid en vertrouwen. Het debat dat wij voeren, is dus ook een waardendebat. Sindsdien zijn er heel wat taboes gesneuveld als het over deze kwesties gaat. Ze zijn veel bespreekbaarder geworden. Dat heeft positieve gevolgen gehad voor de salariëring en honorering binnen de kunsten.” 

Forse loonsom 

Een code moet leiden tot een gedragsverandering, maar dat gaat niet van de ene op de andere dag. Ze moet eerst inzinken eer ze tot concrete handelingen zal voeren. Dat proces is al enkele jaren gaande, met voorlopers en nakomers.

“Binnen de sector heeft Scapino Ballet daarin al heel lang een voorbeeldfunctie,” zegt Sofie Post, Hoofd Sponsering en Fondsenwerving bij Scapino Ballet Rotterdam.

“Wij houden ons al lang vast aan de Fair Practice Code en betalen zowel onze vaste medewerkers als de ZZP’ers die we inhuren behoorlijk. Dat moet ook wel. Als je dansers vele uren per dag met het instuderen en uitvoeren van een ballet bezig zijn, kun je onmogelijk van ze verlangen dan ze er nog een baantje bij nemen om rond te kunnen komen. Dat zou ten koste gaan van de prestaties op het toneel. Tegelijk bestaat maar liefst 75% van ons budget uit personeelskosten en elke verhoging van die loonsom – hoe welkom ook voor onze dansers – gaat ten koste van andere posten. Voor dit jaar is er bijvoorbeeld met de kunstenbonden een verhoging van 10% afgesproken. Dat is niets meer dan een indexering van de inflatie, dus niet eens een reële koopkrachtverhoging, maar voor ons is die tien procent een fors bedrag. Dat geld kunnen we niet investeren in de uitvoeringen. En dat is dan ook de kern van het dilemma waar we steeds mee worstelen. Minder uitvoeringen betekent minder inkomsten en minder donaties, minder salaris gaat dan weer ten koste van het professionalisme.” 

 

 

 

 

Verlies en aanwas 

Elena van Slogteren, van het Nederlands Blazers Ensemble, vertegenwoordigt een van de ensembles die destijds bij de besprekingen erna en er omheen werden betrokken.

“Er zijn al vele goede stappen gezet. Iedereen streeft natuurlijk naar fair pay maar dat ook in de praktijk realiseren, blijkt voor velen nog heel moeilijk. Je moet er inderdaad de financiële ruimte voor hebben. Het helpt dat de overheid sinds de afgelopen jaren wat meer geld ter beschikking heeft gesteld maar tot een echt herstel van de tekorten die er in de jaren daarvoor zijn ontstaan, zijn we nog niet gekomen. Het ontbreken van fair pay heeft niet alleen een effect op de musici die nu optreden, maar ook op degenen die nog voor het vak moeten kiezen. In de covidperiode konden wij door overheidsondersteuning gelukkig overeind blijven en onze mensen doorbetalen, maar voor veel ZZP’ers was dit anders. Die zijn iets anders gaan doen en die zien we helaas niet meer terug. We hebben bovendien veel studenten nodig om een optimale keuze te kunnen maken voor de aanwas van onze ensembles, en als je kijkt naar de populatie die nu de conservatoria bevolkt, dan zie je dat daar veel buitenlandse studenten tussen zitten. We mogen er niet van uitgaan dat die allemaal in Nederland zullen blijven en hier het vak ingaan – en dus ook niet van een automatisch voldoende grote aanwas.”

Extra geldelijke steun

De kunstensector heeft zich de voorbije dertien jaar zeer innovatief en vooral ondernemend getoond. Door de bezuinigingen van destijds zijn er gezelschappen verdwenen en tal van ZZP’ers andere inkomstenbronnen gaan zoeken, maar evengoed hebben anderen de crisis overleefd, nieuwe samenwerkingsvormen gevonden en nieuwe geldstromen aangeboord. Daar kwamen toen de gedwongen sluitingen tijdens corona en de energiecrisis overheen. Toen heeft de overheid de sector niet letterlijk en figuurlijk in de kou laten staan.

 

 

 

 

 

 

 

Het spreekt voor zich dat de extra geldelijke steun hard nodig was en geen verhoging betekende van het totale budget. En zolang de taart als geheel niet groter wordt, gaat de keuze voor méér loon steevast ten koste van die voor méér uitvoeringen of andere zaken. Uit die duivelse cirkel moet de sector ontsnappen, wil ze het principe van fair pay volledig tot zijn recht laten komen. Dat betekent onherroepelijk dat er toch substantieel meer geld naar de kunsten moet gaan, óók vanuit de overheid.

De samenstelling van het nieuwe kabinet stemt de drie deelnemers aan dit gesprek in dat opzicht niet direct hoopvol. “Maar,” zegt Pien van Gemert, “er zijn ook nog de gemeenten en de provincies. We zien dat er vanuit die overheden meer geld is gegaan naar cultuur en dat bijvoorbeeld de amateurkunsten veel meer aandacht hebben gekregen. Het gevaar dreigt alleen dat kunst een post wordt op de gemeentelijke begroting waar gemakkelijk op bezuinigd kan worden.”

Het achterliggende apparaat

Zou het helpen als het publiek meer doordrongen raakt van het belang van fair pay? Sofie Post denkt dat het belangrijker is dat toeschouwers van een concert of toneelvoorstellingen zouden beseffen dat een opvoering méér behelst dan wat er die enkele uren op de planken gebeurt.

“Er zit een heel apparaat achter, van decorbouwers, geluidstechnici, belichtingsmensen enzovoorts. Er moet uren lang worden opgebouwd en afgebroken, om nog te zwijgen van het transport en de vele repetities. De organisatie die een opvoering mogelijk maakt, fungeert als een zakelijk bedrijf en dat wordt maar al te makkelijk vergeten.” Ook Pien van Gemert betwijfelt of de Fair Practice Code op zich buiten de sector zelf aan bekendheid moet winnen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

“Ze is vrij uniek, in zoverre dat wij niets van andere landen hebben afgekeken maar dat binnen Europa met belangstelling wordt gevolgd hoe deze code bij ons uitpakt. Voor het belang ervan kom ik toch weer terug op dat SER rapport uit 2015. Dat heeft goed duidelijk gemaakt waar het bij deze code uiteindelijk om draait. Kunstenaar zijn is een beroep. De combinatie met lesgeven en uitvoeren is van alle tijden en mag ook gerust blijven bestaan, maar kunstenaars hebben behoefte aan © Hans Gerritsen degelijke arbeidsvoorwaarden om hun vak naar behoren te kunnen blijven uitvoeren. Dat wil zeggen dat je verzekerd moet zijn van betaling, ook in die weken of maanden dat je aan de voorbereiding van een nieuw project werkt, en vooral, dat je tijdens de uitoefening van je kunst niet hoeft te worden afgeleid door zorgen als ‘hoe ga ik volgende maand de huur of de hypotheek weer kunnen betalen?’ Dat dit laatste bepaald geen overdreven eis is, beseffen we als buitenstaanders des te beter als we het woord ‘kunstenaar’ vervangen door ‘huisarts’ of ‘rijinstructeur’. We zouden niet willen dat die tijdens het stellen van een diagnose of het aanleren van een manoeuvre met hun gedachten er maar half bij zijn of aankondigen dat ze snel moeten vertrekken voor hun bijbaantje in de supermarkt. De kunsten zijn een volwassen en volwaardige sector, daar horen dan ook volwassen en volwaardige arbeidsvoorwaarden bij.’’

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Journalist
Gert Boerema
Heb je een vraag?

Gert staat voor u klaar met een passend antwoord!