Meer dan een investering in steen

Meer dan een investering in steen

 

De organisaties die zich inzetten voor het restaureren enbeheren van monumenten staan voor grote uitdagingen. De inflatie jaagt de kosten op en de energietransitie noopt tot investeringen in isolatie en energieopwekking in panden die daar niet op voorzien zijn. Voor de financiering daarvan wordt de rol van particuliere donateurs belangrijker, maar neemt ook het belang toe van een ruimere inbedding van monumenten in de omliggende wereld. Het voortbestaan van cultureel erfgoed staat onder druk en tegelijk is de sector innovatiever en ondernemender dan ooit.

Tekst: Jeroen Kuypers

Twaalfhonderd historische molens en vijfhonderdéénenvijftig historische buitenplaatsen staan er verspreid over ons land. Het lijken indrukwekkende aantallen maar op plekken waar nu één gerenoveerde zaagmolen staat, zoals in Zaandam, stonden er vroeger wel dertig, en de ruim vijfhonderd historische buitenplaatsen vormen minder dan een tiende van de wel zesduizend die Nederland in de achttiende eeuw nog had. Desondanks mogen we ons gelukkig prijzen. Vanzelfsprekend kan niet elk historisch pand behouden blijven en als we niet zulke deskundige en energieke stichtingen kenden die zich voor het behoud van ons cultureel erfgoed inzetten, woonden we stedenbouwkundig in de Verenigde Staten. Je moet er toch niet aan denken: overal hetzelfde schaakbordpatroon en overal genummerde straten. Monumenten vormen een essentieel onderdeel van de identiteit en het geheugen van ons land. Volgens kunsthistoricus René Dessing, voorzitter van stichting Kastelen, historische Buitenplaatsen, Landgoederen (sKBL) wordt dat geheugen echter van een onverwachte kant aangetast. 

René Dessing: “De volgende generatie moet het geleidelijk gaan overnemen. Daarbij is historische kennis van monumenten van belang, zodat ze niet verdwijnen.”

Slotplaats Bakkeveen - fotograaf Helene Blaak

Slotplaats Bakkeveen - fotograaf Helene Blaak

 

Ontbrekende historische kennis

“Ik maak helaas steeds vaker mee dat jonge mensen op bezoek komen in een landhuis en zich geen idee meer kunnen vormen hoe er vroeger in werd geleefd en waar alle ruimtes en meubelen voor dienden. De kennis van het leven van de adel en de burgerlijke elite verdwijnt en daarmee ook een stuk van de waardering voor het monument zelf. Dat is niet volstrekt nieuw. Toen ik nog kunstgeschiedenis studeerde in Amsterdam vond ik aan de grachten al allerlei waardevolle meubelen en voorwerpen die de bewoners achteloos hadden weggeworpen. Authentieke Gispenstoelen werden nietsvermoedend bij het vuil gezet. Nu bellen er mensen bij ons aan om ons antieke kasten van hun grootmoeder te schenken. Ze vinden ze niet mooi en willen ze niet hebben. Ik vind dat zorgelijk. Verenigingen die zich bezighouden met cultureel erfgoed hebben momenteel te maken met een vergrijzing van hun vrijwilligersbestand. De volgende generatie moet het geleidelijk gaan overnemen. Daarbij is historische kennis van monumenten van belang, zodat ze niet verdwijnen. Monumenten lijken voor de eeuwigheid bedoeld, maar ik vrees dat ze op deze manier niet allemaal eeuwigheidswaarde zullen hebben.” 

Lindy van Kats: “Om de ervaring van het Museumhuisbezoek nog tastbaarder te maken, bieden we ook de mogelijkheid in sommige panden te logeren.”

Museumhuizen

 

Lindy van Kats, hoofd partners en begunstigers bij Hendrick de Keyser Monumenten, is in dat opzicht optimistischer. “Ik herken dit wel en ons antwoord op deze ontwikkeling is geweest een deel van onze monumenten als museumhuis open te stellen. We werken bewust met kleine aantallen bezoekers (per tijdslot) zodat zij de gelegenheid krijgen een huis ook echt te beleven, zoals de oorspronkelijke bewoners dat deden. En dat werkt. We merken dat veel mensen beginnen in bijvoorbeeld een Jugendstilpand en vervolgens een Art Deco huis kiezen in een andere stad. Sommigen raken zó enthousiast dat ze alle museumhuizen af gaan, anderen specialiseren zich in één stijl. Om de ervaring nog tastbaarder te maken, is het mogelijk om sommige monumenten zowel te bezoeken als in te logeren, zoals huis Bonck in Hoorn. We zoeken doelgericht naar nieuwe vormen van beleving en verhalen waarmee we 500 jaar woongeschiedenis zichtbaar maken. Het publiekelijk open stellen van bijzondere huizen is een bewuste keuze om bij te dragen aan vergroting van cultureel bewustzijn.”

Museumhuis Bonck - Binnenluiendijk 3 - Hoorn (Arjan Bronkhorst)

Foto: Museum Bonck

 

Leerlingbouwplaats

 

Ook Stadsherstel Amsterdam zit op dit punt niet stil. Al tientallen jaren zet de organisatie zich in voor behoud van het restauratieambacht en al meer dan vijftien jaar verplicht zij zichzelf, en dus de aannemer om van elk restauratieproject een ‘leerling bouwplaats’ te maken. Zo dragen de vakmensen hun kennis over aan een jongere generatie. “Daarnaast hebben veel van de 750 Stadsherstelmonumenten een sociaal maatschappelijke functie,” zegt Stella van Heezik “Zo hebben we woningen gerealiseerd in het Fort bij Krommeniedijk voor jong volwassenen met een autisme spectrum stoornis en werken er mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt in een sociale bierbrouwerij in een oud veilinghuis. Doordat zij in zo’n mooi pand mogen wonen en werken raken ze geïnteresseerd in de geschiedenis en waarderen ze hun plek nog meer. Ook omdat Stadsherstel haar bijzondere monumenten vaak een publiekstoegankelijke functie geeft, via culturele activiteiten en open restauratiedagen, zijn steeds meer mensen erfgoed gaan waarderen.

Spagaat

 

Cultureel erfgoed moet worden gerestaureerd en onderhouden, maar ook beheerd, en dan op zo’n wijze dat dit ook huurinkomsten oplevert om het voortbestaan van het pand te helpen financieren. De sluitende rekensommen die de organisaties daarvoor hebben gemaakt worden vooral sinds het einde van de pandemie ondermijnd door sterk stijgende prijzen van grondstoffen en werkuren. De oorlog in Oekraïne doet daar een schep bovenop door ons te confronteren met een explosie van de stroom-en gasprijzen. Dat laatste maakt de noodzaak tot verduurzaming van historische panden alleen maar dwingender. René Dessing wijst daarbij op de spagaat tussen wat de overheid voorschrijft en toelaat en wat de ondernemende eigenaren bedenken. “Ik heb zelf een lange en kostbare renovatie van de historische buitenplaats Huis Landfort net achter de rug - op tijd als ik de offertes bezie die anderen momenteel krijgen, met daarin zelfs dieseltoeslagen – en de wetgeving is niet altijd even behulpzaam geweest. Zo heb ik 156 zonnepanelen op het koetshuis laten leggen. Die leveren veel stroom op, maar omdat het landhuis een ander huisnummer heeft is het wettelijk verboden de twee panden met een kabel te verbinden. We zien dus dat de wet- en regelgeving op dit soort punten moet worden aangepast, willen we monumentale panden energie-efficiënter kunnen maken.”

Stella van Hezik: “Verduurzamen komt neer op logisch nadenken. Door goed te isoleren en het plaatsen van achterzetbeglazing kunnen we de meeste panden op een B-label krijgen.”

OZ Voorburgwal 30 na restauratie Bierwinkel De Prael

OZ Voorburgwal 30 na restauratie Bierwinkel De Prael

 

Pilotproject

 

Lindy van Kats vertelt hoe Hendrick de Keyser Monumenten bewust is gaan experimenteren om de technische drempels op dit gebied te kunnen overwinnen. “Veel monumenten lenen zich niet voor toepassing van de bestaande groene technieken en dan heb je ook nog het visuele aspect. Je wilt niet dat het aanzicht van een historisch pand wordt aangetast. Daarom hebben we elk jaar minstens één pilotproject – een pand waar we innovatief mee aan de slag gaan. Zo zijn we er in geslaagd allerlei duurzame technologie weg te werken in een dakgoot Van Huis te Warmond, een kasteel in de buurt van Leiden. Van buitenaf zie je niets, alleen de vogels weten wat zich in die dakgoten bevindt. Sommige oplossingen zijn zó ingenieus en werkbaar dat we denken dat ze ook in de reguliere woningbouw kunnen worden toegepast. Opnieuw denk ik dat we geen andere keuze hebben dan de uitdaging aan te gaan.” Volgens Stella van Heezik, hoofd fondsenwerving bij Stadherstel Amsterdam, komt het neer op logisch nadenken. “Door goed te isoleren en het plaatsen van achterzetbeglazing kunnen we de meeste panden wel op een zogenaamd B-label in de schil krijgen. Dat is dus al een aanzienlijke verbetering. Daarnaast kun je dan nog kijken wat je op het gebied van installaties kan doen. Groene stroom afnemen heeft bijvoorbeeld geen effect op de monumentale waarde. Datzelfde geldt voor een warmtenet. Zelfs van het gas af gaan lukt bij zo’n goed geïsoleerd pand, soms met een grondwarmtepomp, soms met een luchtwarmtepomp.”

Nicole Bakker: Bij een historisch pand gaat het om twee aspecten: er is het monument zelf maar er is ook het verhaal erachter, wie er in hebben gewoond en gewerkt.”

Multifunctioneel gebruik

 

Volgens Nicole Bakker, directeur van De Hollandsche Molen, kunnen historischemolens op een andere manier bijdragen aan de verduurzaming. “Ze kunnen bijvoorbeeld helpen met het droogmalen van polders. Zo bespaart het Waterschap energie die anders naar de gemalen zou gaan. Ze kunnen ook een rol spelen bij andere vormen van waterbuffering. In principe wekken molens hun eigen energie op en in dat opzicht zijn ze zeer duurzaam, maar het doel van energiebesparing kun je dus ook bereiken door het monument te verbinden met de samenleving. Een historisch monument is geen statisch ‘ding’ en dat geldt zeker voor een molen. Daarom vinden we het geen probleem als een molen een nevenfunctie krijgt. Er zijn er heel wat waar bovenin meel gemalen wordt – want zelf broodbakken is zó populair dat het meel niet is aan te slepen – en onderin vergaderd wordt of feestjes worden gehouden. Op voorwaarde dat de bouwkundige integriteit van de molen niet wordt aangetast, kan zo’n multifunctioneel gebruik best. Vergeet niet dat het bij een historisch pand om twee aspecten gaat: er is het monument zelf maar er is ook het verhaal erachter: wie hebben er in gewoond en gewerkt? Bij een bezoek aan een molen zijn mensen evengoed geïnteresseerd in het ambacht dat erin bedreven werd. Het monument hoeft er dus niet perse exact als vroeger uit te zien om dat verhaal te kunnen vertellen.”

Volmolen te Epen Jacques Ritz

Volmolen te Epen Jacques Ritz

 

Ultiem toevluchtsoord

Door hun lange bestaan zijn monumenten op zich natuurlijk al een icoon van duurzaamheid. En naarmate de jaren verstrijken neemt het aantal alleen maar toe. De Van Nelle fabriek in Rotterdam was tot na de Tweede Wereldoorlog een ‘gewoon’ industrieel pand, nu is het UNESO werelderfgoed. Tegelijkertijd heeft ons land nog een grote hoeveelheid kerken, spoorwegstations en postkantoren waarvan onduidelijk is welke herbestemming ze zullen krijgen. “Er is ook de toenemende druk op het buitengebied om daar te gaan bouwen,” stelt René Dessing. “Dat heeft tot gevolg dat monumenten als kastelen en buitenplaatsen steeds belangrijker worden. Het zijn op den duur de enige plekken waar je nog werkelijk tot rust kunt komen, vooral in de uitgebreide tuinen en parken die steevast deel uitmaken van landgoederen. Daar komt dan nog bij dat die tuinen ongerept zijn. Er worden geen bestrijdingsmiddelen gebruikt, er rijden geen landbouwmachines. Voor een groeiend aantal planten en dieren worden deze landgoederen het ultieme toevluchtsoord. Ook dat is een vorm van verduurzaming.”

Karel Loeff: ”Er is teveel goedkoop geld. Mensen kopen een niet beschermd historisch pand, enkel omdat ze de grond nodig hebben voor nieuwbouw.”

Armoede

Karel Loeff, directeur van Bond Heemschut, wijst op een gevaar uit een andere onverwachte hoek: de overdaad aan goedkoop geld. “Het klinkt paradoxaal maar veel monumenten zijn bewaard gebleven door armoede. Er was in het verleden vaak geen geld voor sloop en nieuwbouw en dus werden de panden eindeloos opgelapt. Ze waren vaak in belabberde staat als ze in handen kwamen van erfgoedorganisaties maar ze stonden in ieder geval nog overeind. Een goed voorbeeld vind ik Woudrichem. In 1951 besloot Heemschut zich over dit stadje te ontfermen. Vanaf dan werd het ene na het andere historische pand opgeknapt en tussendoor werd nieuwbouw ingepast. Het eindresultaat is een prachtig vestingstadje dat jaarlijks duizenden toeristen trekt. Hadden de eigenaren van die panden in de naoorlogse tijd over meer geld beschikt, dan hadden ze de meeste van die huizen tegen de vlakte laten gaan. En dat is precies wat er nu dreigt. Mensen die een niet beschermd pand kopen lenen nog wat bij om het helemaal aan hun wensen aan te passen, als ze het al niet simpelweg slopen omdat ze enkel de grond nodig hebben. Daarom roepen wij mensen op oog te hebben voor het belang van historische panden in hun eigen omgeving. Voor je het weet is een woning gesloopt of onherroepelijk aangetast. Alleen als inwoners van dorpen en steden fungeren als onze oren en ogen kunnen wij als Heemschut tijdig aan de bel trekken en zo’n pand alsnog trachten te behouden.”

Woudrichem verval

Woudrichem verval

Geen lauweren

 

De evolutie van de woningmarkt heeft zijn effect op het cultureel erfgoed, stelt Karel Loeff. “Neem al die kerken die leeg zijn komen te staan. In gebieden waar de vraag naar nwoningen groot is en de prijzen hoog liggen, zal het relatief eenvoudig zijn dergelijke gebouwen een herbestemming als cultureel centrum en appartementen te geven, in buitengebieden wordt dat echter veel lastiger en daar zal de sloophamer er dus makkelijker aan te pas komen.” Erfgoedorganisaties zullen de komende jaren dus allerminst op hun lauweren mogen gaan rusten. Ze zullen alerter, actiever en innovatiever moeten zijn dan ooit. De rol van de particuliere donateur en vrijwilliger zal daardoor alleen maar aan belang toenemen. Elke schenking is meer dan welkom maar elke donatie of nalatenschap zal ook meer zijn dan enkel een investering in steen. Wie geeft aan de instandhouding van cultureel erfgoed, geeft ook aan en om de instandhouding van ons collectief geheugen.